op aanvraag

Wettige bewijsmiddelen ex art. 339 Sv. Interpretatie forensisch bewijs en bewijswaardering op Bayesiaanse grondslag voor togaberoepen (A4)

Het interdisciplinair aan advocaten, officieren van justitie en rechters aanreiken van meer kennis en vaardigheden voor het beoordelen en waarderen van de strafrechtelijke waarheidsvinding in het strafprocesrecht alsmede ter zitting toegepaste methodologie, logica en statistiek (pleidooi, requisitoir, vonnis, deskundigenbericht).

Wettige bewijsmiddelen ex art. 339 Sv. Interpretatie forensisch bewijs en bewijswaardering op Bayesiaanse grondslag voor togaberoepen (A4)

 

Rechtsgebied:                                    Strafprocesrecht (wettige bewijsmiddelen ex. Art.

339 Sv.

Doelgroepen:                                      Advocatuur: advocaten

Rechtspraak: raadsheer, rechter, rechter-commissaris

en juridisch medewerker.

Openbaar Ministerie: advocaat-generaal,

(assistent/adjunct) officier van justitie, parketsecretaris

en juridisch beleidsmedewerkers

Tijdstip:                                              09:00 tot 16:00 uur

Locatie:                                               MBS, Westhaven 12 Gouda

Docenten:                                          dr. Frans Alkemade

Opzet:                                                De leeractiviteit bestaat uit een bijeenkomst van twee

aaneengesloten dagdelen

Cursusduur:                                       6 uur (exclusief pauzes)

Niveau: Verdiepingsniveau (LET OP: voor deelname aan deze verdiepingscursus is wel een afgeronde academische opleiding Rechtsgeleerdheid vereist)

Prijs per deelnemer:

 

Doel:

Het interdisciplinair aan advocaten, officieren van justitie en rechters aanreiken van

meer kennis en vaardigheden voor het beoordelen en waarderen van de strafrechtelijke

waarheidsvinding in het strafprocesrecht alsmede ter zitting toegepaste methodologie, logica

en statistiek (pleidooi, requisitoir, vonnis, deskundigenbericht).

 

Voorkennis:

Voor het volgen van deze cursus is de onlinecursus Inleiding bewijsanalyse op Bayesiaanse

grondslag vereist. Ook wordt van de deelnemers verwacht dat zij het vooraf toegezonden

studiemateriaal doorlezen. De onlinecursus Inleiding bewijsanalyse op Bayesiaanse grondslag is niet vereist voor deelnemers die tijdens de Beroepsopleiding advocatuur het keuzevak Forensische bewijswaardering, hoger beroep & cassatie en bijstand rondom (politie)verhoor (leerlijn Strafrecht, docent dr. Frans Alkemade) hebben gevolgd en met goed gevolg hebben afgesloten.

 

Resultaat na deze cursus:

Na het volgen van deze cursus bent u in staat om en heeft u inzicht in:

  • De vaardigheid om een (elementaire) abstracte analyse te maken over de wijze waarop de verdachte in eerste instantie in beeld is gekomen als mogelijke dader van het delict. U leert herkennen waarom de prior soms zwakker is dan het Openbaar Ministerie heeft ingeschat, waardoor ook de uiteindelijke waarschijnlijkheid van het schuldscenario veel lager uitkomt.
  • Een (elementaire) vaardigheid om een abstracte analyse te maken over (wellicht meerdere) schuld- en onschuldscenario’s. De deelnemers (advocaat/officier/rechter) analyseren in groepsverband waarom de rechter en officier veelal verzuimen om de mate waarin het bewijs past bij het schuldscenario af te zetten tegen de mate waarin het bewijs past bij het onschuld
  • Hoe een correcte, symmetrische manier van denken tot nieuwe inzichten leidt.
  • Hoe de Officier van Justitie en de rechter tot een bepaalde bewijswaardering komen.
  • Te bepalen of en wanneer bepaald bewijs minder belastend dan op het eerste gezicht wordt aangenomen.
  • Het systematisch leren zoeken naar be- of ontlastende feiten en omstandigheden die soms in het dossier aanwezig zijn zonder dat ze direct in het oog springen. Bepaalde ontlastende coïncidenties worden bijvoorbeeld pas zichtbaar als men kennis heeft genomen van (en heeft geoefend met) het begrip Likelihood Ratio.
  • De Prosecutor’s Fallacy te herkennen.
  • Het basisconcept van een Bayesiaanse analyse toe te passen: bij het in rekening brengen van elk volgend bewijsmiddel wordt de waarschijnlijkheidsverhouding van de in competitie zijnde hypotheses bijgesteld volgens de rekenregel van Bayes.
  • Om met behulp van deze methodiek, als alle bewijsmiddelen in rekening zijn gebracht, een schatting te maken van de uiteindelijke a-posteriori waarschijnlijkheidsverhouding van de hypotheses.

 

Inhoud:

De cursus Wettige bewijsmiddelen ex art. 339 Sv. Interpretatie forensisch bewijs en bewijswaardering op Bayesiaanse grondslag voor togaberoepen (A4) is gebaseerd op een interdisciplinaire werkvorm tussen advocaat, officier van justitie en rechter. In deze sterk op casuïstiek gebaseerde cursus, gaan de actoren van het strafprocesrecht met elkaar op zoek naar hiaten in en verbetering van de bewijsvoering binnen het strafprocesrecht. In het ochtenddeel van de cursus wordt de Bayesiaanse bewijswaardering besproken.

 

In het middagdeel werken de deelnemers aan de casuïstiek (o.a. De zes van Breda Rechtbank Breda, 27 juli 2019, ECLI:NL: RBBRE:2010:BN3602), de Oosterlandse Brandstichtingen (Rechtbank Zeeland-West-Brabant, ECLI:NL:RBZWB:2014:846) waarbij de vraag centraal staat hoe door advocaten, rechters en officieren bewijsmiddelen worden gewogen en gecombineerd. Daarbij staat centraal de vraag waarom de magistratuur hiervoor geen systematische aanpak hanteert en de gevolgen hiervan voor de bewijsvoering. Duidelijk wordt dat de veelal toegepaste louter intuïtieve, confirmerende wijze in de bewijsvoering leidt tot ernstige fouten (o.a. de Prosecutor’s Fallacy).

 

Het centrale doel van deze cursus is om via een multidisciplinaire aanpak de positie van de verdediging in het strafproces te verstevigen. Volgens art. 6 EVRM dient er equality of arms te bestaan tussen verdachte (c.q. verdediging) en het OM. Er dient dus evenwicht te bestaan tussen de bevoegdheden van het OM en de rechten van een verdachte. Zaken die dit evenwicht belemmeringen, moeten zoveel mogelijk worden weggenomen.

 

Een belangrijke en invloedrijke belemmering die wordt geconstateerd is het feit dat er in ons getemperd inquisitoire systeem een asymmetrie (een duidelijke inequality) is ontstaan tussen het OM en de verdediging, niet alleen voor wat betreft de manier waarop bewijs wordt verzameld maar met name ook voor wat betreft de methodieken waarmee dat bewijs kan worden begrepen en gewaardeerd. In een flink aantal recente strafzaken, waaronder ook een paar grote en geruchtmakende zaken, heeft het OM gebruik gemaakt van Bayesiaanse analyses en andere geavanceerde vormen van forensisch redeneren. Het is niet in al deze zaken helemaal duidelijk geworden hoe de rechters daarop hebben ingespeeld, maar hoe dan ook dreigt er een groeiende ongelijkheid te ontstaan tussen de kennis en kunde die het OM op dit gebied ter beschikking staat, en datgene wat de verdediging, en misschien ook de rechters, daartegenover kunnen stellen. De equality of arms dreigt te worden verstoord, en veel strafadvocaten voelen dit als een probleem.

 

Deze cursus beoogt niet alleen dit hiaat in kennis en kunde te willen aanpakken, maar tevens in setting waarin ook in bredere zin nagedacht kan worden over (en gezocht kan worden naar) een meer evenwichtige rolverdeling in de driehoek rechter-verdediging-OM. Daarom gaan in deze cursus de advocaat samen met de OvJ en de rechter aan de slag met meerdere bewijscasussen uit de praktijk. Het doel is dat alle drie deze beroepsgroepen met en van elkaar leren hoe je de statistische en logisch correcte bewijswaardering, zoals die nu ontegenzeggelijk in opkomst is, op een eenduidige, uniforme en objectieve wijze een plaats in de strafrechtspraak zou kunnen geven. En wel op zodanig wijze dat de equality of arms geen gevaar loopt.

 

Het is voor alle partijen in het strafproces belangrijk om zoveel mogelijk fouten uit de bewijsvoering te destilleren. Op deze wijze wordt de aanklacht of vonnis objectiever. De Bayesiaanse methodiek stelt de cursist in staat een logisch correcte, kwantitatieve, en kritische beoordelingstoets van het bewijs te presenteren.

 

Aan bod komen onderwerpen als: welke rol speelt het begrip waarschijnlijkheid in de bewijsvoering, en op welke logisch correcte wijze hangen waarschijnlijkheid en bewijskracht samen? Hoe kunnen hypotheses zodanig worden opgesteld dat het mogelijk wordt om alle bevindingen van een zinnige bewijskracht te voorzien? Hoe kunnen die afzonderlijke bewijskrachten worden gecombineerd tot een consistent eindoordeel over de waarschijnlijkheidsverhoudingen van de afzonderlijke hypotheses? Kortom: Hoe wordt correct geredeneerd met louter waarschijnlijkheden als uitgangspunt?

Website by Webroots